





Alte Nationalgalerie
De Alte Nationalgalerie is gevestigd in een neoclassicistisch gebouw op het Museuminsel in Berlijn. Je vindt er 19e-eeuwse, voornamelijk Duitse, schilder- en beeldhouwkunst. De werken omspannen de periode van het classicisme uit de tijd van Goethe tot aan het impressionisme. Hoogtepunt vormt de collectie Franse impressionisten. Ook is er veel werk te zien van de 19e-eeuwse Duitse kunstenaars Adolph Menzel en Johann Gottfried Schadow.
Aan de basis van de Alte Nationalgalerie lag het legaat van 262 schilderijen van Duitse en buitenlandse kunstenaars dat bankier en kunstverzamelaar Joachim Heinrich Wilhelm Wagener in 1861 aan de staat Pruisen naliet. Bij de aanvaarding van de erfenis voegde koning Willem I van Pruisen hier nog een twintigtal schilderijen uit de koninklijke collectie aan toe. Op de verjaardag van de koning, 22 maart 1861, werd de Wagenersche und National-Galerie in het toenmalige gebouw van de Akademie der Künste aan Unter den Linden geopend.
Kort hierna, in 1862, begon Friedrich August Stüler met de plannen voor het gebouw van de Alte Nationalgalerie op het tegenwoordige Museuminsel, waarheen de collectie later zou worden overgebracht. Dit museum werd op 22 maart 1876, in bijzijn van de inmiddels tot keizer gekroonde Wilhelm I, geopend.
Tip: boek je ticket(s) voor de Alte Nationalgalerie van tevoren online en ontloop de wachtrij. Koop hier online een ticket voor de Alte Nationalgalerie
Uitbouw collectie en oorlogstijd
Hugo von Tschudi, die in 1896 directeur van het museum werd, verwierf voor de Nationalgalerie een grote hoeveelheid impressionistische kunst. Zijn opvolger Ludwig Justi, die in 1909 als directeur aantrad, bouwde de collectie uit met expressionistische kunstwerken. De aankoop van deze laatste was overigens min of meer uit nood geboren, omdat de aankoopbudgetten door de oorlog (WO I) sterk waren geslonken en de opkomende, maar zeer controversiële expressionistische kunst niet erg duur was.
Op 15 februari 1933 werd de tentoonstelling van deze omstreden werken in het Kronprinzenpalais aan Unter den Linden geopend, die daarmee onderwerp van cultuurpolitieke discussie werd. Een paar maanden later, kort nadat de nationaal-socialisten aan de macht waren gekomen, werd Justi zonder opgaaf van redenen ontslagen. De tentoonstelling in het Kronprinzenpalais werd op 1 juli 1937 gesloten. In het kader van de actie tegen "entartete Kunst" werden bij die gelegenheid door het regime 164 schilderijen, 27 sculpturen en 326 tekeningen in beslag genomen en in het buitenland verkocht. De Nationalgalerie zelf werd bij het uitbreken van de oorlog in september 1939 gesloten.
Tijdens de oorlog werd het gebouw zwaar beschadigd. Nog steeds is onduidelijk welke kunstwerken in die tijd door oorlogsgeweld zijn vernietigd en welke aan roof ten prooi zijn gevallen.
Na-oorlogse opbouw
Na afloop van de oorlog werd Ludwig Justi aangesteld tot algemeen directeur van de Staatlichen Museen zu Berlin, waaronder onder meer de musea op het Museuminsel en dus ook de Nationalgalerie vallen. Onder zijn leiding werd voortvarend met het herstel begonnen: in 1949 was een deel van het gebouw weer voor het publiek toegankelijk, in 1955 waren de tentoonstellingsruimten weer herbouwd en in 1966 was het gebouw helemaal gerestaureerd.
Deling en hereniging
Als gevolg van de Duitse deling in de jaren 1960 werd de collectie tussen Oost en West verdeeld. In West-Berlijn werden belangrijke werken aanvankelijk in de Orangerie van Schloss Charlottenburg en vanaf 1968 in een nieuw, door Mies von der Rohe ontworpen gebouw op het Kulturforum -nu Neue Nationalgalerie- tentoongesteld. In 1986 werd een deel van de expositie als een 'galerij van de romantiek' naar Schloss Charlottenburg verplaatst.
Na de Duitse hereniging werd de collectie weer bijeen gebracht en deels opnieuw geordend. Werken uit de 19e eeuw vonden hun weg terug naar het gebouw van Stüler op het Museuminsel (de huidige Alte Nationalgalerie), de 20e-eeuwse werken (van klassiek modernisme tot kunst uit de jaren 1960) gingen naar de Neue Nationalgalerie op het Kulturforum en de hedendaagse kunst vond haar plek in het in 1996 opgerichte Museum voor Hedendaagse Kunst (Museum für Gegenwart – Berlin) in de door Josef Paul Kleihues wederopgebouwde Hamburger Bahnhof.
Daarnaast werden onderdelen van de collectie ondergebracht in Museum Berggruen (werken van onder meer Picasso, Matisse, Klee en Cézanne), de Sammlung Scharf-Gerstenberg (onder meer Francisco de Goya, Max Ernst en Magritte). Tot 2012, toen het gebouw om bouwkundige redenen werd gesloten, fungeerde de Friedrichswerdersche Kirche als dependance van de Alte Nationalgalerie.
Collectie
In de Alte Nationalgalerie worden nu de belangrijkste 19e-eeuwse werken uit de collectie van de Berlijnse Nationalgalerie tentoongesteld. Dit omvat werken uit het classicisme en de romantiek (Caspar David Friedrich, Karl Friedrich Schinkel, Karl Blechen), de Biedermeier-periode, het Frans impressionisme (Paul Cézanne, Édouard Manet, Claude Monet, Auguste Renoir) en het begin van het modernisme (Adolph Menzel, Max Liebermann, Lovis Corinth, Paul Cézanne).
Tot de belangrijkste werken van de Alte Nationalgalerie behoren onder meer "Der Mönch am Meer" van Caspar David Friedrich, het "Eisenwalzwerk" van Adolph von Menzel en de zogenaamde "Prinzessinengruppe", een dubbelsculptuur van de Pruisische kroonprinses en latere koningin Luise van Mecklenburg-Strelitz samen met haar jongere zus Friederike, van beelhouwer Johann Gottfried Schadow.
De Alte Nationalgalerie is dagelijks geopend van 10.00 tot 18.00 uur, donderdag 10.00 tot 20.00 uur. Maandag gesloten. Vanaf een half uur voor sluitingstijd worden geen nieuwe bezoekers meer binnengelaten.
Alte Nationalgalerie
Bodestraße 1-3
10178 Berlijn (Mitte)
U-Bhf: Friedrichstraße, S-Bhf. Friedrichstraße en Hackescher Markt
Tram: M1, 12 (Am Kupfergraben), M4, M5, M6 (Hackescher Markt)
Bus: TXL (Staatsoper), 100, 200 (Am Lustgarten), 147 (Friedrichstraße)